Molen Molen
Molenaardigheden

Verhalen - Submenu

I - Reijer Maertsz Molenaar

II - Marij Reijers (Molenaar)
III - Reijer Pietersz Molenaar
IV - Jan Reijersz Molenaar
V - Pieter Jansz Molenaar
VI - Jan Pietersz Molenaar
VII - Dirk Molenaar
VIII - Jan Molenaar
IX - Dirk Molenaar
X - Petrus Molenaar
Molenaar

 

Inleiding

In 1988 heb ik het verhaal over Reijer Pietersz Molenaar voor het eerst gepubliceerd in een beperkte oplage. Dit verhaal heb ik nu voor internet geactualiseerd waarbij ik sommige onderdelen elders op deze site heb geplaatst. Reijer was mijn eerste voorouder in mannelijke linie die Molenaar werd genoemd. Meestal gold dat niet zozeer als familienaam, maar meer als beroepsaanduiding, want hij was korenmolenaar. In het verhaal hierna blijkt dat hij dit beroep geleerd heeft doordat hij als weeskind opgroeide bij zijn familie van moederskant. Zijn ooms en opa waren namelijk ook korenmolenaar.

De eerste jaren

Omstreeks 1663 werd Reijer geboren in Grootschermer, een dorp ten zuidoosten van Alkmaar (Waarschijnlijk tussen 1 feb. 1662 en begin 1665, omdat hij op 1 februari 1687 nog minderjarig was, en het R.K. doopboek, waarin hij niet voorkomt, begint in 1665). Zijn ouders waren Pieter Jacobsz. Tames en Marij Reijers. Zijn geboortehuis was gelegen aan de oostkant van de ringsloot van de Noordermeer. Vermoedelijk een gunstige plaats, want zijn vader was binnenschipper van beroep.

Grootschermer

Al op jonge leeftijd werd Reijer halve wees, want zijn moeder overleed omstreeks 1666. Zijn vader Pieter Tames bleef achter met een paar kleine kinderen waaronder Reijer Pietersz. Ook zijn opa Jacob Jansz. Tames kwam omstreeks dat jaar te overlijden.
Reijers vader is na het overlijden van zijn vrouw hertrouwd met Reijnuw Pieters, de weduwe van walvisvaarder Pieter Cornelisz alias "Ouwe Gerrit".

De korenmolen van het dorp Grootschermer, die ooit van zijn opa Reijer Maartensz. was geweest, werd in 1669 door zijn oom, genaamd Maarten Reijersz Molenaar, verplaatst vanuit het centrum van het dorp naar een plaats buiten het dorp. Op het kaartje hierboven is de molen op de nieuwe locatie afgebeeld. Een uitgebreid verhaal over deze oom Maarten is ook op deze site te lezen.

Weeskind Reijer

Omstreeks 1672 is ook de vader van Reijer overleden, zodat hij vanaf dat moment als volle wees door het leven moest. Hij was op dat moment ongeveer negen jaar oud, en door de weesmeesters van Zuid-Schermer werden zijn voogden, te weten oom Jan Reijersz. en oom Pieter Reijersz., aangesteld. De eerstgenoemde oom was schepen en vroetschap (soort raadslid/wethouder) en de laatstgenoemde oom was bakker van beroep. Deze twee broers van zijn moeder woonden ook in Grootschermer.

De damschuit van Reijers vader werd in mei 1673 verkocht. Het weeskind Reijer Pietersz. bleef mogelijk eerst nog enige tijd bij zijn stiefmoeder wonen, maar omstreeks 1675 kwam Reijer in de kost bij zijn oom en tante in Oudkarspel. Deze oom werd zowel Pieter Pietersz. Visscher als Pieter Pietersz. Molenaar genoemd. De tante heette Brecht Reijers en was een zuster van Reijers moeder. Na 31 maart 1676 was Reijer in ieder geval bij deze oom en tante in de kost. Dit blijkt uit de voogdijrekeningen die vanaf dat moment zijn bijgehouden door Jan Reijersz. en Maarten Reijersz. (Pieter Reijersz. was inmiddels overleden).

Raadhuis van Grootschermer in 1743

Omstreeks 1677 is Reijer in de kost gekomen bij Marij Pieters en Abram Reijersz., ook een oom en tante van Reijer. Deze oom was meelmolenaar in De Rijp geweest, en verhuisde omstreeks 1678 naar Veenhuizen bij Oude Niedorp. Zijn molen in De Rijp had hij in 1674 geruild voor de molen van Schermerhorn. Door deze ruil kwam hij in grote problemen. Het verhaal hierover is elders op deze site te lezen.

Reijer had ook bij deze oom alle kans om kennis te maken met het meelmolenaarsvak. Hij was op dat moment ongeveer 14 jaar oud en zal waarschijnlijk al af en toe wat meegeholpen hebben op de molen van zijn oom. Een kijkje in de voogdijrekeningen leert ons dat een bedrag van ruim 100 gulden werd gebruikt om een aandeel in een schip, vermoedelijk een walvisvaarder, te kopen. In de tijd die volgde werd jaarlijks een bedrag van omstreeks 30 gulden ontvangen dankzij deze belegging. Het is ook mogelijk dat dit aandeel afkomstig was uit de nalatenschap van "Ouwe Gerrit". Andere inkomsten waren landhuur voor drie akkertjes te weten "De Lageweijd", "'t Werfke" en "Het Schapeland". Hieronder volgt een overzicht van de financiën over de periode 31 maart 1676 tot 28 december 1677 zoals blijkt uit de voogdijrekeningen. De volgorde en schrijfwijze heb ik enigszins aangepast.

Inkomsten

Saldo in kas
Huur Lageweijd over 1676
Huur 't Werfke over 1676
Huur 't Schapeland over 1676
TOTAAL (incl. rekenfout)


Uitgaven

Onkosten weeskamer
Betaald aan Sijmon Schoenmaker voor schoenen
Betaald aan Pieter Pietersz. voor een jaar kostgeld
Aan Reijer gegeven
Belasting over 1675
Grafgeld
Voor inleg tot com. (scoppesschip?)
Aan Pieter Pietersz. gegeven om goed voor Reijer te kopen
Aan Brecht Reijers voor kostgeld
Belasting aan secretaris
Betaald voor schoenen en ander goed
Betaald aan de erfgenamen van Cornelis Cornelisz. hun deel in de landhuur van 't Schapeland over 1675
Betaald aan Brecht Reijers restant kostgeld
Betaald aan Marij Pieters voor kousen etc.
Een nieuwe onderbroek
Betaald aan Gerrit Remmits voor geleverde waren en naailoon volgens kwitantie
TOTAAL

Nadelig saldo op 28 december 1677:
HFL

184,80
12,50
10,95
6,25
61,58




0,40
2,00
77,25
3,00
20,19
0,50
109,44
6,30
31,50
31,53
3,40

3,75
64,10
2,00
2,00
11,78
369,14

93,56

Na 1677 bleef Reijer nog enige tijd bij zijn oom en tante Abram Reijersz. en Marij Pieters in de kost. Waar hij daarna naar toe ging is niet bekend. In de voogdijrekeningen wordt alleen vermeld dat er kostgeld is betaald/verrekend. Dit staat vermeld bij de afrekening van zijn oom en voogd Maarten Reijersz. uit Grootschermer, dus misschien dat Reijer bij deze oom in de kost kwam. De zilveren riem van Reijers moeder werd verkocht zoals blijkt uit het onderstaande overzicht over de periode 28 december 1677 tot 20 februari 1680:

Inkomsten:

Landhuur 1677 't Schapeland
Landhuur 1677 't Werfke
Landhuur 1677 De Lageweijd
Ontvangen wegens uitgifte van de Groenlandrederij
Landhuur 1678 't Schapeland
Landhuur 1678 't Werfke
Landhuur 1678 De Lageweijd
Ontvangen wegens uitgifte van de Groenlandrederij
Ontvangen van Abram Reijersz. wegens aflossing hypotheek
Ontvangen voor de zilveren riem van Marij Reijers
Landhuur 1678 voor 't Werfke
Ontv. van Maarten Reijersz. hetgeen hij nog achter was te betalen aan het weeskind wegens de hypotheek op de meelmolen
TOTAAL


Uitgaven:

Nadelig saldo vorige rekening
Betaald aan Marij Pieters wegens een restant kostgeld en voor kleding t.b.v. Reijer
Belasting over 1676 en 1677
Op rente gesteld aan het dorp
Verschillende uitgaven door Maarten Reijersz.
Twee jaar kostgeld à 45 gl.
TOTAAL

Voordelig saldo op 20 februari 1680:
HFL

6,25
12,00
12,50
35,25
6,25
12,00
12,50
27,52
100,00
28,13
12,00

212,50
476,90




93,56
63,45
26,40
100,00
38,22
90,00
411,63

65,27

Het bedrag van 212 en een halve gulden kreeg Reijer vanwege de erfenis van zijn opa van moederskant (Reijer Maartensz.). Toen Maarten Reijersz. deze molen namelijk kocht van de erfgenamen van Reijer Maartensz. nam hij een hypotheek op voor het bedrag dat hij zelf niet erfde. Ook Abram Reijersz. was een bedrag schuldig aan het weeskind Reijer. In de hypotheekakte van 24 augustus 1679 werd een bedrag van 300 gulden genoemd.
In de voogdijrekeningen van Reijer over de periode 28 dec. 1677 tot 20 feb. 1680 werd gesproken over nog 250 gulden. Abram Reijersz. had tot zekerheid verbonden twee afbetalingstermijnen van in totaal 600 gulden die hij nog moest ontvangen in verband met de verkoop van de meelmolen van Schermerhorn.

Reijnuw Pieters, de stiefmoeder van Reijer, kwam in 1680 te overlijden. Uit haar 2e huwelijk liet zij een dochter na met de naam Krijntje. Zij was dus de halfzus van Reijer.

Over de periode die nu volgde zijn helaas minder gedetailleerde voogdijrekeningen bewaard gebleven. Dit kwam doordat beide voogden van Reijer in die tijd overleden zijn. De nieuwe voogden over Reijer werden op 9 februari 1683 benoemd. Het werden Reijers neef Claas Pietersz. die meelmolenaar te Zijdewind was, Pieter Pietersz., (de broer van Reijnuw Pieters), en Pieter Cornelis Kint.
Of deze laatste ook familie was is mij niet bekend. In 1664 werd in een akte vermeld dat Pieter Cornelis 't kint als commandeur op walvisvaart was geweest naar Groenland. De weduwe van een van de overleden voogden wist nog te melden dat er over de periode 20 februari 1680 tot 13 juni 1684 voor een bedrag van F.232,71 was uitgegeven en F.215,43 was ontvangen. Op 13 juni 1684 gaf Claas Pietersz. alweer te kennen dat hij geen voogd meer wou zijn, zodat er nu weer twee voogden over Reijer Pietersz. waren. Hun beheer over Reijers geld zag er in de periode 9 februari 1683 tot 13 juni 1684 als volgt uit:

Inkomsten:

21 mrt 1683 Landhuur 1682 't Schapeland
10 jan 1684 Landhuur 1683 't Schapeland
14 jan 1684 Ontvangen van Claas Voormij voor de Lageweijd
26 okt 1683 Van Cornelis Pop voor 't Werfke over 1683
9 dec 1683 Van de weduwe van Jan Reyersz. i.v.m. erfenis
20 feb 1683 Van Lenaerd Colleman de uitgifte van de Groenlandrederij over 1681 en 1682
22 mei 1684 Ontvangen Reijers deel in het land van oom Jan Reijersz. dat verkocht is
TOTAAL


Uitgaven:

1 jan 1684 Aan Reijer gegeven
30 apr 1684 Aan Reijer gegeven
16 mei 1684 Aan Cornelis Hendriksz. voor kostgeld en oppassen tijdens Reijers ziekte
16 mei 1684 Aan Mr. Salomon Mr.loon betaald
Aan Claas Pietersz. zijn deel in de huur van het Schapeland en de Lageweijd over 1683
Betaald de belasting van het land
Aan Claas Pietersz. gegeven voor Reijer
TOTAAL

Voordelig saldo op 13 juni 1684:
HFL

8,00
7,50
12,60
10,00
32,60
63,90
36,90
171,50




4,00
2,50
2,50
4,35
2,30
22,06
12,60
50,31

121,19

Uit het bovenstaande blijkt dat er geen kostgeld meer werd betaald. Reijer Pietersz. zal waarschijnlijk zelf de kost wel hebben verdiend in die tijd. Hij was nu zo'n 20 jaar oud en zal hier en daar wel als molenaarsknecht werkzaam zijn geweest. In mei 1684 was hij bijvoorbeeld bij Cornelis Hendriksz. die meelmolenaar te Grootschermer was, en gehuwd met Maartje Maartens, een nicht van Reijer Pietersz. Reijer was op dat moment overigens ziek, dus van kost verdienen was waarschijnlijk even geen sprake. De "medicijn Mr." werd ingeschakeld. Zijn naam was Mr. Salomon van Rustingh en hij woonde ook in Grootschermer.

Salomon van Rusting was geen onbekende dorpsgenoot van Reijer. Geboren in 1652 als zoon van een Amsterdamse schilder werd hij heelmeester in het leger van de Prins van Oranje. Hij promoveerde in de medicijnen in 1674 in Montpellier en doorkruiste Frankrijk voordat hij zich vestigde in Grootschermer. Hij was een man met enig aanzien en door zijn "drieste" operaties en wondermiddelen wijd en zijd bekend. Naast arts en chirurgijn was hij ook dichter. Hij schreef veel gedichten en medische werken. Opvallend is de door hem geschreven dodendans 'Het schoutoneel des doots' waarin hij onder andere de dood van enkele Molenaars beschrijft. Twee van die Molenaars betreffen vermoedelijk een oom en neef van Reijer Pietersz. Meer hierover op de pagina met het verhaal over Maarten Reijersz.
Bron: Digitale bibliotheek voor de Nederlandse letteren (www.dbnl.org) Informatie ontleend aan: G.J. van Bork en P.J. Verkruijsse, De Nederlandse en Vlaamse auteurs (1985) en F. Jos. van den Branden en J.G. van den Branden en J.G. Frederiks, Biographisch woordenboek der Noord- en Zuidnederlandsche letterkunde (1888-1891)

Een stuk land van 5 achlen genaamd "het Hoge land" werd op 23 mei 1684 verkocht voor 70 gulden per achlen. Het land was eerder geërfd door Brecht Reijers en haar broer Jan Reijersz, ieder voor de helft. Het aandeel van Reijer Pietersz in de opbrengst, als erfgenaam van zijn oom Jan Reijersz, moet 35 gulden zijn geweest (een vijfde deel van de helft)

Over de periode 13 juni 1685 tot 18 december 1685 vinden we het volgende overzicht in de archieven van de weeskamer:

Inkomsten:

Saldo vorige rekening
Ontvangen van Abram Reijersz. (obligatie)
Rente
Erfenis van oom Jan en Simon Cornelisz
Van Cornelis Pop landhuur over 1684
Van Gerrit Claasz
Huur 't Schapeland over 1684
Ontvangen wegens verkoop 't Schapeland
Van schepenen 6 jaar rente over 100 gl.
Huur over 1685 van Cornelis Pop
Ontvangen van Gerrit Claasz.
Ontvangen van de Groenlandrederij als vermeld in de inventaris
TOTAAL
Diverse uitgaven:
Voordelig saldo
HFL

121,19
298,10
47,00
52,15
10,00
18,00
7,00
65,60
24,00
7,75
18,00
163,88
832,67
109,70
722,97

De in de voogdijrekening genoemde verkoop van het Schapeley vond plaats op 30 mei 1685.

Reijer Pietersz., het weeskind dat dankzij zijn familie van moederskant het molenaarsvak heeft kunnen leren, was nu bijna meerderjarig. De twee overgebleven akkertjes werden op 1 februari 1687 verkocht. 't Werfke werd eigendom van Reijers halfzuster Krijntje Pieters. 't Werfke was waarschijnlijk gelegen aan de noordkant van Reijers geboortehuis, tussen de ringsloot van de Noordeindermeer en het dorp. De Lageweijd werd ook verkocht en de laatste voogdijrekening kon nu opgemaakt worden (periode 18 december 1685 tot 4 maart 1687):

Inkomsten:

Saldo vorige rekening
18 nov 1686 Landhuur Lageweijd
02 dec 1686 Landhuur 't Werfke
01 feb 1687 Van Jan Proper (voogd over Krijntje) voor 't Werfke
01 feb 1687 Van Neeltje Corn. voor de Lageweijd
TOTAAL

Uitgaven:

Diverse uitgaven door zaliger Pieter Pietersz. verricht
22 jul 1686 Aan Reijer gegeven
14 okt 1686 Aan Reijer gegeven
21 dec 1686 Aan Reijer gegeven
Betaalde onkosten over 1685
Veilingkosten van het land
7 feb 1687 Aan Reijer gegeven
Salaris (met toestemming van de weeskamer)
Onkosten weeskamer
TOTAAL
HFL

722,97
18,00
7,50
150,41
149,31
1048,19


13,15
11,65
10,35
9,00
10,50
7,13
20,00
12,00
1,20
94,98

Het voordelig eindsaldo van deze rekening, een bedrag van 953 gulden, 4 stuivers en 6 penningen, werd nu door Pieter Cornelisz. Kint overhandigd aan Reijer Pietersz. (zijn voogd Pieter Pietersz Jongh is omstreeks februari 1686 overleden).

Handtekening van Reijer Pietersz MolenaarDe handtekening die Reijer op 4 maart 1687 plaatste.

Vanaf dat moment kon Reijer zelf over zijn geld beschikken en er mee doen wat hij maar wou. Hij had inmiddels trouwplannen met Antje Cornelis uit de Stroet, een klein dorpje ten zuiden van Schagen. Ook was hij overeengekomen de korenmolen van Warmenhuizen te kopen. Het geld dat Reijer van zijn voogd had gekregen kon hij dus goed gebruiken. De moeder van Antje was al overleden. Naast haar vader Cornelis Claesz Jellis had Antje nog een broer. Het huwelijk vond plaats op zondag 13 april 1687 in de RK-kerk van Tuitjenhorn, waarbij waarschijnlijk veel belangstellenden aanwezig waren.

Huwelijk van Reijer Pietersz Molenaar en Antje Cornelis

De inschrijving in het Latijns in het huwelijksregister. Er staat:
13 April Antje Cornelis van de Stroet verliet vader en broer en verwanten en hing aan (trouwde) Reijer Pietersz Grootschermer molenaar te Warmenhuizen ten overstaan van mij, en Neel Gerrits, Adriaen Cornelis en (honderd(en) anderen.

Volgens de aantekening in het huwelijksregister was Reijer Pietersz. inmiddels molenaar te Warmenhuizen, en daarom gaan we maar eens een kijkje nemen in dit dorp.

 

Vorige verhaal

Deel B (vervolg)...

Top