Tijdens mijn onderzoek naar de familie Molenaar kwam ik ook het onderstaande tegen over deze molen. Het leek me interessant genoeg om dit ook te beschrijven.
In 1629 was besloten de meelmolen van Winkel te verplaatsen. Dit gaf echter nog wel wat problemen.
De molen stond al jarenlang aan het west-einde van het dorp Winkel. De molen kon echter niet goed malen doordat het dicht bij huizen en geboomte stond, en zodoende te weinig wind ving. Soms lieten mensen hun graan bij naburige molens malen als er spoed bij was. De molen was ook aan groot onderhoud toe, want er moest een nieuwe "stander" in. De gemeente zag dit als een goede gelegenheid om de molen te verplaatsen. Op de weg richting Lutjewinkel lag het land van Sijmon Gerritsz ( op 72 roeden afstand van het stadhuis), en dat was een zeer geschikte plek. Het lag aan een brede weg, en ook aan een sloot, zodat het te voet, per wagen en per schuit goed bereikbaar was. Zowel voor de bewoners van het oost-einde als het west-einde, en ook voor de bewoners van Lutjewinkel en enkele andere buurtschappen lag het zeer centraal. Naast het gemeentebestuur was ook een meerderheid van de bevolking (inclusief de bakker van het west-einde) voorstander van de verplaatsing.
Er bleken echter ook een paar tegenstanders te zijn. Hoewel de gemeente al opdracht had gegeven aan timmerlieden om het werk uit te voeren, werden deze met geweld van het werk verdreven door deze tegenstanders. Dit tegen alle recht en billijkheid in. Het gemeentebestuur kon niet begrijpen wat de oorzaak van de tegenstand was. Oude mensen uit het dorp was nog wel bekend dat de molen lang geleden was omgewaaid, en dat mensen van het west-einde toen ook uit "eijgenwillicheijt en trotselijck" op kosten van de gemeente de molen hadden herplaatst op dezelfde plek, zonder toestemming van het gemeentebestuur. De tegenstanders, Borrit Pietersz en nog een aantal mensen hadden blijkbaar nu een verzoek bij de Gecommitteerde Raden ingediend, want het gemeentebestuur richtte ook een brief aan de Gecommitteerde Raden waarin zij o.a. schreven dat deze Borrit Pietersz cs. niet de hele waarheid vertelde, om de Gecommitteerde Raden te "abuseren" (misleiden?). Zij beriepen zich blijkbaar op een besluit uit 1628, terwijl er nu een besluit was van het huidige gemeentebestuur. De schepenen verzochten aan Gecommitteerde Raden om onverhinderd verder te gaan en de schade te verhalen op Borrit Pietersz cs.
Een ander probleem was dat Sijmon Gerritsz het gedeelte van zijn land blijkbaar niet wou verkopen. Hij had eerst om bedenktijd gevraagd. De schepenen van Winkel waren daarna samen met de schepenen van Nieuwe Niedorp naar zijn huis in Niedorp gegaan en ontmoeten daar de vrouw van Sijmon Gerritsz en haar vader. Zij zeiden dat ze het stukje land niet konden missen en dat de rest van het land dan ook minder waard zou worden. Vervolgens gingen de schepenen naar Sijmon Gerritz die achter op het veld aanwezig was. Toen de schepenen bij hem in de buurt kwamen, en riepen dat ze hem wilden spreken, liep hij weg zonder antwoord te geven. Op 5 april 1629 werd dit bezoek aan Sijmon Gerritsz beschreven in een verklaring van de schepenen.
De aankoop van het land was uiteindelijk toch gelukt. Op 30 oktober 1629 verkocht Sijmon Gerritsz, die op dat moment in Nieuwe Niedorp woonde, een gedeelte van zijn land aan de gemeente Winkel. Het gedeelte was zes snees en 5 roede groot, en de koopsom was 75 gulden en 5 stuivers per snees. De rest van het land, genaamd Clincke Ven bleef in eigendom van Sijmon Gerritsz en was nog 5 geerzen en 2 snees groot. Het verkochte gedeelte voor de molen lag ten zuidoosten hiervan, en aan de noordoostkant van de weg naar Lutjewinkel. Naast genoemde Clinckeven lag ook nog land van Heijndrick Arijs met dezelfde naam. Dit land was 4 geerzen groot.
Ook de verplaatsing is uiteindelijk wel doorgegaan, want zo'n honderd jaar later stond de meelmolen van Winkel aan de weg naar Lutjewinkel bij de Clincke Ven.
Onder aan de koopakte van het land voor de molen hangt dit zegel.
Klik hier voor een foto van het hele akte uit 1629.
In 1704 ontving de gemeente nog huur voor de molen. Tijdens de vroedschapsvergadering (gemeenteraad) van 21 februari 1704 werd bij meerderheid van stemmen besloten de molen tegen een redelijke prijs te verkopen. Ook werd besloten het maalloon te reguleren.
Drie jaar later, op 15 maart 1707 kwam het onderwerp opnieuw ter sprake bij de gemeente. De molen was nu vrij van huur, en de gemeente besloot de molen "onder de hand" voorzover mogelijk voor een redelijke prijs te verkopen.
Niet lang daarna, op 10 mei 1707 werd het transport geregistreerd waarbij de molen in particuliere handen kwam. De molen werd in eerste instantie verkocht aan Pieter Cornelisz Winter die op dat moment meelmolenaar was op de molen genaamd De Munnick in Alkmaar. De molen lag aan de oostkant van de weg, ten noordwesten van de Bosch. De koopsom was 3.800 gulden voor de molen, het gereedschap en het huis. Ook het maalloon werd genoemd:
5 stuivers per zak tarwe
2 stuivers en 8 penningen per zak rogge
4 stuivers en 8 penningen per zak bonen
3 stuivers per zak haver of koren
Vlak daarna, op 17 mei 1707 verkocht hij de molen echter al weer aan Willem Davidtsz, een van de schepenen van Winkel. Deze nam ook de schuldbekentenis over. Nadat deze Willem Davidtsz overleed, werd de molen vervolgens in 1720 door zijn weduwe verkocht aan Claas Garbrantsz molenaar uit Medemblik. De koopsom was dit keer 3.500 gulden voor de molen en het huis samen. Ook het maalloon, dat niet gewijzigd was, werd weer genoemd.
Op 3 mei 1725 verkocht deze Claas Garbrantsz van Dijk de molen en het huis aan Hilbrand Pietersz en Cornelis Pietersz, die meelmolenaar in Warmenhuizen waren. Zij namen daarbij de schuldbekentenis aan de kinderen van Willem Davidtsz en Guurtje Jans uit 1720 over.
In 1726 kocht mijn voorouder Jan Reijersz Molenaar de molen. Zijn verhaal is ook op deze website te lezen.
Meer over Jan Reijersz Molenaar...
In 1771 kwam de meelmolen van Winkel dus weer in handen van de gemeente. De in slechte staat verkerende molen werd gesloopt en herbouwd, en in de rekeningen van de gemeente komen onderstaande posten voor die te relateren zijn aan deze herbouw (de penningen en stuivers in de bedragen heb ik voor het leesgemak "vertaald" naar het huidige decimale stelsel). Het zijn echter nog wel guldens (2,20371 gulden is een euro).
Totaal is dit ruim 2.800 gulden, maar mogelijk zitten er kosten tussen die niet direct met de herbouw te maken hadden.
De soms genoemde Johannes Veenstra was de nieuwe huurder van de meelmolen. Hij verklaarde in 1772 dat hij niet is staat was om borgen te vinden die garant zouden staan als hij een boete zou krijgen bij fraude. De Vroedschap vergaderde hierover op 5 maart 1772. De vraag was of het dorp niet garant kon staan voor 500 gulden. Met een kleine meerderheid van stemmen werd besloten om niet garant te staan. De bode zou de huurder aanzeggen om binnen acht dagen twee borgen te vinden.
Op 14 maart kwam het onderwerp opnieuw ter sprake. De huurder kon geen borgen vinden, en de gemeente wou deze huurder toch als molenaar houden. Alsnog werd besloten dat de gemeente garant stond voor de molenaar.
Lang is de molen dit keer niet van de gemeente gebleven, want in 1774 werd de molen verkocht aan Cornelis Jacobsz Swaegerman, en kwam zodoende dus weer in particuliere handen. Deze koper van de molen en het huis kwam uit Alkmaar en was knecht geweest op de korenmolen van Zijdewind. De koopsom was 2.500 gulden, te betalen 1.000 gulden meteen en daarna 15 jaarlijkse termijnen van 100 gulden. Het inmiddels verhoogde maalloon bedroeg:
7 stuivers per zak tarwe
3 stuivers per zak rogge
6 stuivers per zak bonen
4 stuivers per zak haver of koren
In 1786 kocht Jan Pietersz de Geus deze molen. Omstreeks 1830 bij de invoering van het kadaster stond de molen op naam van Jan de Geus. De aanduiding van het perceel was toen sectie B nummer 247 (molen) en 248 (erf). Ook in 1931, toen de molen verbrandde, was deze nog in particuliere handen.
Volgens de Heldersche Courant van 28 april 1931 was de korenmolen van de heer P.C. Tijssen die vrijdag daarvoor om 8 uur 's-nachts door onbekende oorzaak verbrand.