Molen Molen
Molenaardigheden

 

Cornelis Molenaar

Cornelis Molenaar, van beroep loods, was in 1807 betrokken bij het vergaan van een Amerikaans schip bij Texel.
Hieronder volgt het verhaal hierover zoals hij het op 9 mei 1808 door de notaris had laten vastleggen. De letterlijke tekst volgt daarna.

Op 9 mei 1808 ging Cornelis Molenaar, toegelaten loods, naar notaris Abraham Wentel op Texel. Hij woonde aan het Oudeschild op Texel, en legde een verklaring af voor de belanghebbenden.
Cornelis voer op 19 november 1807 met het loodsschip van schipper Pieter Kooij in 't gat van Texel, en werd overgezet op het Amerikaanse schip genaamd 'Yorick of New Burry Port'. Op dit schip was Charles C. Raboteau de kapitein. Het was op weg van Boston naar Amsterdam met een lading suiker, koffie en andere handelswaar. Op het schip was ook al een visser uit Egmond aanwezig om het schip binnen te loodsen.
Toen Cornelis op het Amerikaanse schip kwam, nam hij als loods de leiding van het schip over. Hij liet het schip op de Koopvaarders Rhee in de bocht van de Zuidwel voor anker gaan. Dat was de beste plek om in dat seizoen te liggen, omdat het schip in quarantaine moest en, ondanks verzoeken hiertoe, volstrekt verboden werd om de haven van 't Nieuwe Diep binnen te zeilen.
Op 20 november werd het schip vervolgens overvallen door een geweldige storm. Cornelis deed het voorstel om de stengen en onder ra's te strijken. Dit liet de kapitein uitvoeren, en het plechtanker werd na de nodige maatregelen uitgeworpen. De wind nam echter steeds meer toe, en door de onweerstaanbare kracht van de wind en de zee brak om zeven uur 's-avonds het plechttouw. Omdat het schip op drift raakte werd een derde anker uitgeworpen. Dit had geen effect, en het schip dreef met grote snelheid met de wind en de stroming mee. Om tien uur 's-avonds liep het schip met zoveel geweld tegen de grond dat Cornelis dacht meteen te zullen vergaan. Om die reden raadde Cornelis de kapitein aan om twee masten te kappen. De kapitein gaf meteen het bevel hiertoe, en toen de grote mast was afgekapt nam die in zijn val de bezaansmast mee. Alles raakte hierdoor verloren en het schip liep vol water. Pompen had geen zin meer. Ze moesten die nacht op het wrak blijven. De volgende ochtend, zaterdag 21 juli om twee uur, werden ze gered door een vaartuig uit Texel, en daar werden ze toen aan land gebracht.
Cornelis verklaarde bij de notaris dat de kapitein alle adviezen en orders die Cornelis had gegeven had opgevolgd om het schip te behouden. De ankertouwen waren vooraf nauwkeurig bekeken en in orde bevonden. Het ongeluk dat het schip en de lading was overkomen, was niet veroorzaakt door een mankement aan het schip of toebehoren, en ook niet door een verzuim van de kapitein of bemanning. Het was alleen veroorzaakt door het geweld van de wind en de zee. Ook andere schepen waren hierdoor van hun ankers gegaan of driftig geraakt. Onder andere het Amerikaanse brugschip 'Nancy Capitein Stone' dat de grote mast had verloren.
Tot slot verklaarde Cornelis Molenaar dat zijn verhaal de oprechte waarheid bevatte, en dat hij het persoonlijk bijgewoond, gehoord en gezien had, en dat hij het zich nog goed kon herinneren. Desgewenst wou hij het onder ede verklaren.
De getuigen bij de notaris waren Michiel Zunderdorp en Hendrik van der Schans.

Hieronder een transcriptie van de akte:

Op Heeden den Negenden Mei des Jaars Agttien Honderd en Agt Compareerde voor Mij Abraham Wentel Koninklijk Notaris in Holland, op den Eilande Texel residerende, in presentie van de nagenoemde getuigen
Cornelis Molenaar, geadmitteerd Loodsman, aan het Oudeschild op desen Eilande wonagtig,
dewelke ten dienste der waarheid, en ter requisitie van die geenen welke zulks zoude mogen aangaan, ofte hier van eenig gebruik zou kunnen of begeeren te maken, verklaarde waar te zijn.
Dat hij deposant op den 19e November 1807, met de loods-schuit van schipper Pieter Kooij in t varen zijnde, in t gat van Texel aan boord kwam en als loods overgezet werdt in, en op het Americaansche schip genaamd Yorick of New Burry Port gevoerd werdende bij Capitein Charles C. Raboteau met een lading suiker, koffij en andere koopmanschappen van Boston naar Amsterdam gedestineerd, en op welk schip zich toen reeds, een Egmonder visscher aan boord bevond, om het schip binnen te brengen.
Dat hij deposant op gemelde schip over gekomen zijnde, uit hoofde zijnen admissie als Loods, ook het bestier over gemelde schip op zig nam, en het zelve, wel en goed, op de Koopvaarders Rhee in de Bogt van den Zuidwel ten Anker bragt, als de bekwaamste plaats om in dat zaisoen te leggen, daar dien gemelde schip quarantaine onderworpen was, en in weerwil van gedane verzoeken, volstrekt verboden werd, in de Haven van t Nieuwe diep te zeilen.
dat zij met gemelde schip ter gezegde plaatse leggende de 20e dito, door een aller geweldigste storm uit het zuidoosten beloopen wierdt, waarop capitein Raboteau, op zijn comparants raad en voorstel, de stengen en onder raas deed strijken, en het plegt anker na het Touw behoorlijk voorzien te hebben, vallen liet, en van het daags Touw zoo veel bod deed steeken als nodig was om goed te leggen.
Dat de wind meer en meer aanneemende door de onweerstaanbre kragt van wind en zee, het plegt Touw des avonts om Zeven Uuren stukken brak, waar door het schip driftig raakten, waarom een derde anker in den grond geworpen werd doch vrugteloos, alzo het schip met groote vaart, voor wind en stroom heen drijvende s avonds omstreeks Tien Uuren, met zoo veel geweld tegens den grond stiet, dat hij oogenblikkelijk dagt te zullen vergaan.
Weshalven hij deposant, den Capitein raden twee masten te kappen, die zulks oogenblikkelijk ordonneerde, waarop de groote mast afgekapt zijnde, in desselve val de bezaans mast meede nam, en met alles verloren raakten, loopende het schip volwater zonder dat met pompen eenig nut meer gedaan kon werden. Moetende alzo s nagts op het wrak blijven, tot zij op Saturdag den 21 dito, des morgens om Twee Uuren, door een vaartuig van Texel gered en aldaar aanland gebragt werden.
Dat wijders door hem deposant geen de minste raad of order, ten behouwd, of beste van schip en lading gegeeven is, welke Capitein Raboteau niet dadelijk heeft opgevolgd, of doen opvolgen, dat de anker touwen door hem deposant voor de ankering met alle aandagt, en ten naukeurigste bezigtigd, en in order en bekwaam geoordeeld zijn, om daar op volkomen te vertrouwen, en dat eindelijk het ongeluk schip, en lading overgekomen, geensints is veroorzaakt door eenig gebrek aan gemelde schip of desselve toebehoren, of aan eenig verzuim van den Capitein, of iemand der equipagie en aan boord geweest zijnde persoonen, maar alleen veroorzaakt is, door t geweld van wind en zee, waar door ook meer andere scheepen ter zelver tijd van hunne ankers gespild, of met deselven driftig geraakt zijn, als onder anderen t Americaansch Brig schip Nancy Capitein Stone, t geen de groote mast verloren heeft.
T geene voorsz staat verklaarde de deposant de oprechte waarheid te zijn. Geevende voor reedenen van wetenschap het zelve in persoon bijgewoond, gehoord, gezien, en nog in goed geheugen te hebben, bereid zijnde, al hetzelve (des gerequireerd) met Eede solemneel te bevestigen.
Aldus gepasseerd aan t Oude Schild op Texel in presentie van Michiel Zunderdorp en Hendrik van der Schans als getuigen.

Handtekening van Cornelis MolenaarDit is een kopie van de handtekening die Cornelis onder deze akte plaatste.